Één keer per jaar houden de fiscale specialisten van de Tweede Kamer zich intensief met de Belastingdienst bezig. Afgelopen woensdag had dit jaarlijkse debat een bijzonder tintje. Het ging over een kloof binnen de Belastingdienst die zich voor de ogen van de Kamerleden ook op de publieke tribune aftekende.
Vorige week luidde voorzitter Jo Engelen van de Vereniging van hoofdambtenaren bij het ministerie van Financiën (VHMF) in deze krant de noodklok over de kloof tussen leiders en medewerkers van de Belastingdienst. De VHMF treedt op als vakbond en belangenbehartiger van de daar werkende academici. Engelen wees op vertrouwelijk eigen onderzoek van de dienst (de personeelsmonitor). Dat zou uitwijzen dat slechts 12 procent van het personeel positief is over de reorganisatie waarin de dienst verkeert. Daar schrikken de fiscale specialisten uit de Tweede Kamer behoorlijk van. De Belastingdienst is niet zo maar een overheidsinstelling, maar de slagader van de schatkist. Als een reorganisatie van de Belastingdienst misloopt, heeft Nederland een probleem.
Dit soort Kamervergaderingen vindt niet plaats in de grote (plenaire) vergaderzaal maar in één van de vele bijzalen. Die hebben een theateropstelling: bewindspersonen en Kamerleden zitten naast elkaar in een halve maan op het `toneel', tegenover het publiek in de zaal. Het linkervak van de publieke tribune is recht tegenover de in dit geval zeven woordvoerders van de Tweede Kamerfracties. Het rechtervak ligt op één lijn met de staatssecretaris van Financiën, Joop Wijn en zijn directeur-generaal Jenny Thunnissen. Beide vakken kunnen 45 toehoorders herbergen. In het linkervak zaten er maar twee: een bestuurslid van de VHMF en een lid van de concernondernemingsraad van de Belastingdienst. Het andere werd ingenomen door de complete top van de Belastingdienst, bij elkaar meer dan veertig belastingbazen uit het hele land.
Zo ontstond een markante tegenstelling tussen het massieve blok goedgemutste bobo's en de twee timide ogende personeelsvertegenwoordigers. Het zag er tegelijkertijd uit als een niet mis te verstane - en bij een Tweede Kamervergadering meteen politiek getinte - steunbetuiging van het management aan hun in de verdrukking geraakte directeur-generaal. Als het om militairen van deze rang waren geweest, zou de hele rechterkant van de zaal geschitterd hebben van de gouden sterren, medailles en tressen. Maar ook zo was het tamelijk imponerend, bij dit onderwerp bijna provocerend. Een toevallige samenloop van omstandigheden, zo verklaarde Joop Wijn de situatie aan de wat verblufte Kamerleden.
Vervolgens maakte de staatssecretaris gehakt van de afwezige VHMF-voorzitter Jo Engelen. Wijn had ,,geen idee waar die 12 procent vandaan komt'', maar las wel in het onderzoek dat de ambtenaren van de Belastingdienst daar graag willen blijven werken (94 procent) en vertrouwen hebben in hun toekomst bij de dienst (75 procent). De directeur-generaal bezoekt geregeld de belastingkantoren en treft daar keer op keer gemotiveerde ambtenaren aan. In de contacten met het VHMF heeft de staatssecretaris nooit klachten over een vertrouwensbreuk opgevangen. Aan de visie van één enkele ambtenaar als inspecteur Engelen moet maar niet te veel waarde worden gehecht, zo luidde Wijns advies aan de Kamerleden.
Die konden ondertussen niets beginnen met zulke volstrekt tegenstrijdige signalen over de situatie bij de Belastingdienst. De Kamer heeft daarom zelf het personeelsonderzoek opgevraagd. Overigens handhaafde vice-voorzitter Hans Herings van het VHMF na de vergadering desgevraagd alle kritiek van voorzitter Jo Engelen in deze krant, met de uitdrukkelijke toevoeging dat hij wel degelijk namens de academici binnen de Belastingdienst had gesproken.
De staatssecretaris toonde zich ondanks de relativeringen bezorgd over de ,,relatief hoge onvrede over het hogere management bij de Belastingdienst''. Dat krijgt van de medewerkers met het rapportcijfer 4,8; een duidelijke onvoldoende. De Belastingdienst blijft op dit punt ver achter bij de gemiddelde Nederlandse organisatie. Wijn wijt die magere beoordeling vooral aan gebrekkige communicatie, niet aan structurele problemen. De directeur-generaal zou een soort charmeoffensief moeten beginnen. Bovendien hebben de belastingambtenaren de laatste jaren erg veel voor hun kiezen gekregen, zo benadrukt de staatssecretaris. De strikte hiërarchie in de dienst is omgezet in collegiaal zelfbestuur en dat slaat niet overal aan. De helft van de ambtenaren wil duidelijker leiding.
Wijn wijst er op dat de gemiddelde leeftijd van de medewerkers 44 jaar is bij een gemiddelde diensttijd van twintig jaar bij de fiscus. Dan zit je eerder op de VUT dan op veranderingen te wachten. Geliefde gespreksthema's bij de koffieautomaat zijn volgens de staatssecretaris verder de vele verplaatsingen waardoor ambtenaren langere afstanden moeten reizen terwijl de reiskostenvergoeding is afgeroomd. Door de bezuinigingen sneuvelde ook het principe dat elke ambtenaar over een eigen computer beschikt. Bovendien vertonen de nieuwe automatiseringssystemen allerhande kinderziektes. Kortom, de staatssecretaris signaleert veel klein leed onder belastingambtenaren.
Toch wijst inspecteursvoorzitter Engelen wel degelijk op een principieel punt. Zijns inziens introduceerde de directeur-generaal met haar voorliefde voor collegiaal zelfbestuur ,,een modeverschijnsel uit de jaren negentig''. Dat leed al schipbreuk op de ministeries van justitie, onderwijs en volksgezondheid, en nu op de belastingheffing, stelt Engelen. De inspecteurs willen terug naar een klassieke doorzichtige hiërarchie met minder managementlagen en meer fiscale vakkennis bij zowel managers als inspecteurs. Engelen wil ook hogere salarissen, dat is bij een vakbond kennelijk altijd het venijnige staartje.
De Tweede Kamer gaat de zaak aan de hand van de personeelsmonitor nu zelf onderzoeken. Dan zal zij zich als hoogste toezichthouder een mening vormen over de toestand van de Belastingdienst en zo nodig het debat daarover met de staatssecretaris voortzetten. Al dan niet onder de dwingende ogen van het voltallige management van de fiscus.