Verdeling Vpb-druk en rente-problematiek; reactie van de VHMF

(Samenvatting. De hele reactie verschijnt begin november 2009 in Informatief)

Op 15 juni 2009 heeft de Staatssecretaris een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met daarbij een zogenaamd "consultatiedocument". Op 30 juli heeft de VHMF een reactie op het consultatiedocument gegeven.

 

In het consultatiedocument wordt voorgesteld de regeling inzake de laagbelaste beleggingsdeelneming te vereenvoudigen en wordt een verplichte groepsrente-box voorgesteld. Tevens zijn in dit consultatiedocument twee mogelijke uitwerkingen opgenomen voor een rente-aftrekbeperking in de Vpb:

  • een aftrekbeperking voor deelnemingsrente, gecombineerd met een maatregel die ervoor moet zorgen dat de winst van een overgenomen vennootschap niet wordt aangetast door bovenmatige rentelasten; of
  • een zogenaamde earningsstripping-maatregel.

In het huidige fiscale stelsel is er een belangrijk fiscaal verschil tussen financieren van een vennootschap met eigen, en het financieren van een vennootschap met vreemd vermogen. De vergoeding die de vennootschap betaalt over het eigen vermogen (dividend) is niet aftrekbaar voor de Vpb, terwijl de vergoeding die wordt betaald voor vreemd vermogen (rente) in principe wel aftrekbaar is voor de Vpb. Dit verschil is een bron van constructies. De voorgestelde wettekst blijft echter verschil maken tussen eigen en vreemd vermogen: groepsrente wordt belast tegen 5%, dan wel kan slechts tegen 5% worden afgetrokken, dividend blijft vrijgesteld/niet aftrekbaar. De VHMF vraagt zich af waarom geen vermogensaftrek is overwogen. Ook met een vermogensaftrek kan immers het verschil in fiscale behandeling tussen eigen en vreemd vermogen worden weggenomen of verzacht.

De VHMF meent dat een goede oplossing voor renteaftrek binnen concerns, ook bij overnames, zou zijn dat maximaal aftrekbaar is wat bij de ontvanger is belast naar een redelijk tarief zonder verliesverrekening. De VHMF mist in het consultatiedocument specifieke oplossingen voor het gebruik van rechtsvormen/instrumenten die in verschillende belastingjurisdicties fiscaaltechnisch verschillend worden behandeld (hybrids en double dips/no pick-up's.).

In de voorgestelde regeling blijft art. 10a, wet Vpb, de beperking van de renteaftrek die voortkomt uit een leningen die voortkomen uit een aantal rechtshandelingen tussen verbonden lichamen (bijvoorbeeld een schuldig gebleven dividenduitkering) bestaan. Een andere mogelijkheid is dat art. 10a vervalt maar dat in bepaalde gevallen een beroep gedaan wordt op fraus legis. De VHMF vindt dit jammer. Voor zowel belanghebbende als de Belastingdienst is art. 10a, dan wel fraus legis, moeilijk uitvoerbaar. Bovendien leidt de voorgestelde wettekst tot een stapeling van rente-aftrekbeperkingen, aangezien nieuwe beperkingen worden geïntroduceerd.

In de reactie van de VHMF op het consultatiedocument worden ook een aantal wetstechnische zaken besproken aangaande de voorgestelde regelingen.

Indien op basis van het consultatiedocument tussen beide voorgestelde rente-aftrekbeperkingen moet worden gekozen kiest de VHMF voor de earningsstripping, liefst in een enigszins gewijzigde vorm.. Vanuit aspecten van eenvoud en internationale acceptatie is de earningsstripping het meest attractief. Wel dient te worden gekeken naar de ervaringen die Duitsland met eenzelfde regeling zijn opgedaan.