De “belastinginspecteurs” maken zich grote zorgen over een nieuw systeem Inkomstenbelasting.
Dat blijkt uit een rondgang van de Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën bij haar leden. Aanleiding zijn de plannen van Staatssecretaris Weekers om de navorderingstermijn bij een onjuiste aangifte te verkorten tot maximaal drie jaar. Daarmee geef je rechtsbescherming aan de verkeerde groep.
De Vereniging vindt dat juist de goedwillende burgers en bedrijven, die hun aangiften juist invullen, rechtsbescherming behoeven. Zij moeten immers vaak opdraaien voor de anderen.
Het uitgangspunt zou moeten zijn, dat degene die in enig jaar te weinig belasting betaald heeft, in principe dit altijd alsnog moet doen. De rekening wordt immers anders bij de goedwillende buurman gelegd. Wat de één te weinig betaalt, betaalt de rest meer.
De navorderingstermijn bij echte fraude wordt in datzelfde voorstel verlengd tot 12 jaar. Dat wordt door de VHMF ondersteund. Echte fraude (opzet) moet echter door de fiscus bewezen worden. Dat bewijs leveren is uitermate arbeidsintensief, omslachtig en moeilijk. De bewijsbare fraude is slechts een uiterst gering deel van het aantal onjuiste aangiften.
De VHMF stelt een moderner systeem van voldoening op aangifte voor, waarin de verantwoordelijkheid voor de hoogte van de aanslag naar burgers en bedrijven gaat. Bij onjuiste aangifte hoort dan geen korte navorderingstermijn. Zeker voor ondernemers en zeer welgestelde particulieren (trusts etc. ), geldt bijvoorbeeld een navorderingstermijn van zeven jaar, omdat hun eigen boekhouding de grondslag vormt voor de door hen te betalen belasting.
Burgers en bedrijven die hun aangifte onjuist hebben ingevuld betalen dan nog altijd niet meer dan ze hadden moeten betalen, en kunnen de rekening niet leggen bij de goedwillende burgers.