Jaarrede 2013 VHMF

Op 11 april 2013 was het aan onze voorzitter Erik Rutten om een veelbewogen jaar in kaart te brengen.

Zomaar wat tweets:

  • 'Alleen losers betalen belasting';
  • 'Belastingbetalen is een eer';
  • 'De Herziening AWR is geen goed idee';
  • 'De VHMF met Voldoening op aangifte en een andere kijk op rechtsbescherming naar de Tweede Kamer'

Nieuwsgierig? Lees hierna de hele jaarrede. Een waarschuwing vooraf: niet voor tere zieltjes!

Jaarrede, uitgesproken op 11 april 2013 door de voorzitter drs. H.A.A.M. (Erik) Rutten

Dames en heren,

De kop van het hoofdartikel van de NRC*next van maandag jongstleden bevat een duidelijke boodschap: “Alleen losers betalen belasting”. Dat is duidelijke taal en daarmee weten u en ik in ieder geval tot welke categorie wij behoren. Daartegenover staat de stelling: “Belasting betalen is een eer”. Als ik door kennissen wordt aangesproken op hun ervaring met en hun mening over belastingen, gebruik ik die vaak als opening. Na wat gelach en gesputter gaan de meesten dan al snel van emotie over op nadenken.

 

  1. Het NRC-artikel sluit aan bij de discussie die de afgelopen tijd wordt gevoerd in de media, en dus ook in de politiek, over de belastingafdracht van rijke particulieren en internationale concerns. Hierbij komt ook de vraag op of Nederland een belastingparadijs is. Daarbij lopen drie problemen door elkaar heen: rijke particulieren die hun geld buiten het zicht van de fiscus van hun woonstaat houden;
  2. internationale concerns die door gebruik te maken van verschillende nationale belastingstelsels en belastingverdragen hun totale belastingdruk weten te minimaliseren;
  3. internationale concerns die de Nederlandse belastinggrondslag uithollen door rentelasten in ten laste van de grondslag te brengen.

 

Het eerste probleem, de rijke particulieren die hun vermogen verbergen, is belastingontduiking, gelijk te stellen met fraude. Door gegevens uit te wisselen tussen landen wordt geprobeerd dit probleem op te lossen. Inmiddels heeft Nederland 29 Tax Information Exchange Agreements afgesloten. Doordat deze belastingplichtigen balanceren op de rand van het pleitbare standpunt, is strafrechtelijke vervolging moeilijk. Bovendien vergt het onderzoeken van deze zaken zeer veel tijd van de fiscus, bij een onzekere opbrengst.

Het tweede probleem kwam pregnant naar voren in een Britse Kamercommissie, waar de financieel directeuren van Google, Starbucks en Amazon werden aangesproken op het gebrek aan Britse belastingopbrengst van hun concerns. Door gebruik te maken van een opeenvolging van op zich legale fiscale structuren, heeft bijvoorbeeld het commercieel zeer winstgevende Starbucks, dat 700 vestigingen in het VK heeft, over de laatste vijftien jaar slechts negen miljoen pond belasting betaald. Dit zou je belastingontwijking kunnen noemen.In de bij de Kamercommissie genoemde structuren speelden steeds Nederlandse vennootschappen een rol. Deze vennootschappen hadden geen eigen personeel, maar werden gerund door trustkantoren. Niet-fiscaal ingewijden zien deze vennootschappen als onderdeel van schimmige fiscale structuren, terwijl fiscaal deze vennootschappen als echte vestigingen worden gezien, omdat zij aan bepaalde substance-eisen voldoen. Met de verschillende Belastingdiensten zijn dan ook afspraken te maken over transfer pricing tussen de verschillende vennootschappen en de toerekening van immateriële activa aan zo’n vennootschap. U kunt zich dan bijvoorbeeld voorstellen dat een afspraak wordt gemaakt met de Zwitserse fiscus over de inkoopprijs voor koffie, die nooit echt in Zwitserland is, en met de Nederlandse fiscus over de inbreng en opbrengst van de immateriële activa (zoals de merknamen en recepten). Die afspraken zijn legaal en op basis van allerlei internationale afspraken door de Britse fiscus niet aan te tasten, bijvoorbeeld omdat ze voldoen aan de OESO-regels. Toch hebben ze uiteindelijk als gevolg dat de opbrengst van al die koffiewinkels en al die klanten in het VK nauwelijks wordt belast. De voorzitter van de commissie stelde dan ook jegens de financieel directeur van Starbucks: "We're not accusing you of being illegal, we're accusing you of being immoral."

De Britse kamercommissie leek de oplossing van het probleem bij de bedrijven te leggen: als die zich maar netter zouden gedragen dan de wet hen toestaat, zou er meer belastingopbrengst in het Verenigd Koninkrijk vallen, zodat de rekening voor de economische crisis niet eenzijdig bij de Britse burger wordt gelegd, als zogenaamde “sitting duck”. Deels is dit gelukt: Starbucks heeft toegezegd meer belasting te gaan betalen in het VK. De oplossing van dit probleem vergt wat de VHMF betreft echter juist ook internationale samenwerking van overheden. Wellicht kan beter eerst op Europese schaal een aanpak in gang worden gezet. Door bedrijven per land te laten rapporteren hoeveel Vpb ze betalen, kan de druk van de publieke opinie worden gebruikt om de zaak in het nieuws te houden.

Voor het derde probleem, internationale concerns die de Nederlandse belastinggrondslag uithollen door rentelasten ten laste van de Nederlandse grondslag te brengen, heeft de VHMF ook altijd oog gehad. Op dit punt heeft de VHMF staatssecretaris De Jager al in 2007 gewezen. De VHMF heeft verheugd uitgekeken naar de beperking van de aftrek van deelnemingsrente in art. 13l, wet Vpb. Helaas is de ingevoerde regeling erg ingewikkeld, en lijkt bovendien soms belastingplichtigen te treffen waarvoor hij niet bedoeld blijkt te zijn. Terwijl belastingplichtigen waar de regeling wel voor bedoeld was, buiten schot zouden kunnen blijven. De VHMF is van mening dat de oplossing voor het voorkómen van uitholling van de grondslag van de Vennootschapsbelasting ligt in een herziening van de behandeling van eigen en vreemd vermogen voor de Vennootschapsbelasting.

Dames en heren, onze zeer actieve VHMF afdeling Limburg wil in juni of september een seminar organiseren samen met de universiteit Maastricht onder de werktitel "De Offshore Leaks: een kentering in de benadering van 'belastingontwijking'". Beoogde sprekers zijn: wetenschappers (van de Erasmus Universiteit en Universiteit Maastricht ), adviseurs, een OESO-spreker, en, mogelijk, een van de schrijvers van “Het Belastingparadijs”. Let op de aankondiging en reserveer tijdig.

 

Investeren in de Belastingdienst

In een brief van 10 december 2012 aan de Tweede Kamer kondigt de Staatssecretaris Weekers aan dat hij de komende jaren structureel € 157 miljoen gaat investeren in de Belastingdienst om daarmee structureel € 663 miljoen aan belastingopbrengst te genereren en de nalevingstekorten te verkleinen. In de brief lezen we:

“Door signalen van de Belastingdienst zelf en de aanbeveling van de Commissie Stevens heb ik de Belastingdienst in het kader van het versterken van het toezicht gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken om met extra investeringen extra belastingopbrengsten te genereren. Een deel van de versterking van het toezicht ziet op het versnellen van de werkprocessen van de Belastingdienst, de nadruk ligt op het aanpakken van de belastingplichtigen die het niet zo nauw nemen met hun fiscale verplichtingen.”

Een van deze signalen is ongetwijfeld de brief van de VHMF van juni 2011 aan de Staatssecretaris waarin de VHMF oproept tot het stoppen met bezuinigen en te investeren in versterking van het verticale toezicht en de invordering. Net als de VHMF heeft de Commissie Horizontaal Toezicht Belastingdienst, de zogenaamde commissie Stevens, in juni 2012 aan de Staatssecretaris aangegeven, dat de aandacht voor horizontaal toezicht niet ten koste mag gaan van het verticale toezicht.

In de brief van de Staatssecretaris lezen we verder dat de taakstellingen uit eerdere kabinetten en uit het huidige kabinet onverminderd in stand blijven. Deze zullen worden gerealiseerd door concentratie van werkzaamheden, met andere woorden, een keuze voor “minder stenen” in plaats van “minder mensen”. De extra investering van structureel € 157 mln is hoofdzakelijk voor het aantrekken en het inzetten van gekwalificeerde medewerkers. De nieuwe instroom van medewerkers heeft als belangrijk neveneffect de borging van kennis en ervaring, die anders door de vergrijzingsuitstroom de komende jaren zouden dreigen te verdwijnen. Er is inmiddels gestart met de personeelswerving. Om het evenwicht niet nog meer naar preventieve instrumenten te laten doorslaan kiest de Staatssecretaris voor intensivering van kantoortoetsen van aangiften (ongeveer 650 medewerkers structureel) en, met nadruk op het MKB-plus segment, het uitvoeren van boekenonderzoeken bij bedrijven en versterking van de controle op verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting (700 medewerkers structureel). De FIOD en de invordering worden beide met 100 medewerkers versterkt. In de invordering worden faillissementsfraudes en misbruik van rechtspersonen strenger aangepakt. Verder komen er twee pilots "uitbesteding invordering aan commerciële incassobureau's": ten eerste beslagopdrachten die niet via het reguliere invorderingsproces zijn geïnd en ten tweede het uitbesteden van loonbeslagen.

Met deze twee pilots heeft de VHMF zeer grote moeite. Invordering van belastingschulden is bij uitstek een kerntaak van de Belastingdienst en, wel beschouwd, het voetstuk waarop de overige processen gebaseerd zijn. Niet valt in te zien waarom deze werkzaamheden niet door eigen personeel verricht kunnen worden; dat moet in ieder geval minder kosten want als je uitbesteedt moet er ook nog winst gemaakt worden. Mocht het om een of andere reden een beletsel vormen personeel in vaste dienst te nemen dan is “inlenen” een veel beter alternatief: je kunt gekwalificeerde deurwaarders en ander personeel uit de markt inlenen. Deze personen zijn dan, nadat ze beëdigd zijn, personeel van de Belastingdienst en opereren dan onder de voorschriften en waarden van de Belastingdienst. Dit punt van kritiek daargelaten, er wordt geïnvesteerd in de Belastingdienst: hulde aan de Staatssecretaris!

 

Voldoening op aangifte

Jammer dat de Staatssecretaris bij zijn maatregelen om de belastingheffing beter en efficiënter te maken niet een onderzoek heeft betrokken naar de mogelijkheden van de notitie voldoening op aangifte (VOA) voor de inkomsten- en vennootschapsbelasting, zoals die in september 2012 door de VHMF aan hem is aangeboden. Deze notitie was het vervolg op een afspraak met de Staatssecretaris, om samen te bekijken hoe het systeem van heffing van IB en Vpb slimmer en beter zou kunnen. We hadden hem gevraagd om samen naar buiten te treden of een hoorzitting in de Tweede kamer te organiseren. De VOA-notitie van de VHMF is niet het resultaat van uitgebreid wetenschappelijk onderzoek of onderzoek in het buitenland. Het is het resultaat van tientallen jaren belastingdienstervaring en daardoor een breed en reeds lang bestaand gevoel in onze vereniging dat het anders moet. De notitie is een aanzet tot dialoog met politiek, advieswereld, het ministerie van Financiën en de wetenschap; het is geen gesloten voorstel en ziet op invoering binnen een aantal jaren.

Helaas beperkt de Staatssecretaris zich in zijn reactie op het voorstel tot dank en complimenten voor onze creatieve ideeën en tot de mededeling dat bezien zal worden of er van de Vennootschapsbelasting een aangiftebelasting gemaakt kan worden. Vernieuwing van de zijde van de Staatssecretaris aan de andere kant, beperkt zich voorlopig tot het indienen, waarschijnlijk in mei 2013, van een gewijzigd wetsvoorstel “herziening van de AWR”. De VHMF heeft zich via de internetconsultatie zeer kritisch uitgelaten over het oorspronkelijke voorstel. Het wetsvoorstel behelst een mogelijkheid tot het soepel herzien van een aanslag, een verkorting van de aanslagtermijn van drie jaren naar vijftien maanden en een flinke verkorting van de navorderingstermijn van vijf naar drie jaren. Daartegenover staat een uitbreiding van de navorderingstermijn tot twaalf jaren in geval van kwade trouw.

De VHMF vindt de verkorting van zowel de aanslag- als de navorderingstermijn al te zeer in het voordeel van de belastingplichtigen die hun aangifte slordig en op of over het randje van het fiscaal toelaatbare invullen. Het onderwerp rechtszekerheid verdient een andere invalshoek dan die aan het wetsontwerp ten grondslag ligt.

De huidige AWR legt de verantwoordelijkheid voor de aanslag bij de overheid. De achtergrond daarvan was dat de belastingplichtigen, gezien de complexe fiscale regelgeving, bescherming dienen te genieten tegen de overheid. Complementair zou de overheid dusdanig toegerust moeten zijn, dat zij aan de in deze bepalingen opgesloten onderzoeksplicht zou kunnen voldoen. De verhouding tussen overheid en burgers en bedrijven is inmiddels zodanig veranderd, dat ook in de toezichtsfilosofie van de Belastingdienst het idee is opgenomen dat regelnaleving kan worden bevorderd door de belastingplichtige meer eigen verantwoordelijkheid te geven. Met Leo Stevens denkt de VHMF dat het hierop gebaseerde Horizontaal Toezicht de stap naar voldoening op aangifte dichterbij zal brengen. De inspanning van de Belastingdienst en de technologische ontwikkeling hebben voor de inkomstenbelasting geleid tot een reeds vooringevuld aangifteprogramma, dat belastingplichtigen zeer slim bij de hand neemt en op een aantal punten zelfs behoedt voor fouten bij het in- of aanvullen van de gevraagde gegevens. De rechtsbescherming is dus deels al naar het aangifteprogramma verschoven. Het voorstel van de VHMF gaat verder op de ingeslagen weg: belastingplichtigen worden door duidelijke wetgeving en aangifteprogramma’s en door middel van zekerheid vooraf, geleid naar het juiste belastingbedrag.

De VHMF stelt de vraag welke rechtsbescherming toekomt aan burgers of bedrijven, die in enig jaar te weinig belasting betaald hebben. In de beeldvorming is het altijd de belastingplichtige die tegen de machtige fiscus moet worden beschermd. Maar moet het accent niet meer naar bescherming tegen de buurman of de concurrent die zijn verplichtingen wat minder nauwgezet nakomt en daardoor zijn aandeel in de collectieve lasten afwentelt op de anderen? De rekening voor de niet-betaalde belasting van sommigen komt altijd ten laste van degenen die hun aangifte wel juist ingevuld hebben. Terecht ontstaat er verontwaardiging als de rekening voor laakbaar handelen terecht komt bij correct optredende burgers en bedrijven, zie de affaires rondom ABN/AMRO, ING, DSB en zeer recent SNS en Cyprus.

De bescherming van zij die hun aangifte juist invullen dient vooraan te staan bij rechtsbescherming en rechtszekerheid. Het accent dient te verschuiven van individuele naar collectieve rechtsbescherming. Het uitgangspunt van het VOA-voorstel van de VHMF is dan ook, dat iemand die in enig jaar te weinig belasting betaald heeft, eigenlijk altijd alsnog deze belasting moet betalen.

Als een burger of bedrijf teveel belasting heeft betaald, verdient hij zeker een goede rechtsbescherming. Zowel in het wetsvoorstel als in het VOA-voorstel van de VHMF is daarom voor burgers en bedrijven de mogelijkheid opgenomen om hun aangifte soepel te herzien.

Echter, in het voorstel van de Staatssecretaris blijft de onderzoeksplicht van de inspecteur en moet dus op iedere herziening een uitspraak gedaan worden; complete eenheden zijn hiervoor opgetuigd. In het VOA-voorstel van de VHMF verdwijnt dit werk.

Voor de VHMF zijn burgers en bedrijven zelf, alleen, en dus niet samen met de fiscus, verantwoordelijk voor de fiscale feiten: zij alleen kennen de feiten. Alle vooringevulde gegevens in de aangiften zijn te bezien als comfortinformatie.

Als een belastingplichtige zekerheid wil omtrent een fiscale kwestie moet hij te allen tijde via internet, e-mail of schriftelijk, antwoord kunnen krijgen van de Belastingdienst. Dit onderdeel van de rechtsbescherming en rechtszekerheid blijft vaak onderbelicht. Als belastingplichtigen zekerheid willen in minder voor de hand liggende situaties, of meer de fiscale grenzen op willen zoeken, kunnen zij zich wenden tot een belastingadviseur. Uitgangspunt zou moeten zijn dat door een adviseur opgestelde onjuiste fiscale kwalificatie van de feiten in de aangifte, gedurende vele jaren hersteld moet kunnen worden. Er is dan altijd sprake van “verwijtbaarheid”, in die zin dan een belastingadviseur wist of had moeten weten dat de ingediende aangifte onjuist was en bij controle gecorrigeerd zou worden.

Verkorting van de aanslagtermijn zoals in het “voorstel herziening AWR” is geen goed idee. Let wel: verkorting van de aanslagtermijn biedt bij, zeg, 90% van de belastingplichtigen geen enkele extra rechtszekerheid. Deze burgers en bedrijven krijgen ook nu al allemaal binnen een aantal maanden een definitieve aanslag. In de overblijvende 10% van de aangiften is een risico gesignaleerd. Enkel deze burgers en bedrijven hebben voordeel bij de verkorte aanslagtermijn. Dan hebben we het dus over de meest risicovolle aangiften! De fiscus heeft in het wetsvoorstel “Soepel herzien” bij deze meest risicovolle aangiften 21 maanden minder tijd om deze goed te controleren. Dit kan niet in het belang zijn van belastingplichtigen die hun aangifte juist hebben ingevuld, en daarmee niet in het belang van de maatschappij.

De VHMF is tegen ongeclausuleerde verkorting van navorderings- cq. naheffingstermijnen. Verkorting van deze termijnen, ten opzichte van de huidige vijf jaren, is naar de mening van de VHMF alleen onder bepaalde omstandigheden (zoals te goeder trouw zijn) acceptabel bij bepaalde groepen belastingplichtigen. De complexiteit van de huidige wetgeving en de financiële en intellectuele draagkracht van belastingplichtigen zijn hierbij een belangrijke factor. Een lange, maar ook niet onbeperkte termijn, is bij kwade trouw prima op zijn plaats. Het bewijs is hierbij echter vaak niet eenvoudig.

Om discussie en innovatie aan te jagen en volgt nu een voorstel betreffende navorderings- cq. naheffingstermijnen, dat zowel in het huidige systeem, als in een systeem van voldoening op aangifte, toegepast kan worden. Daarbij variëren de mogelijkheden voor naheffing (of navordering) per box.

De onderdelen “Winst” en “Resultaat uit overige werkzaamheden” worden uit box 1 gehaald; deze gaan naar een nieuwe box, Box 4. Voor alle boxen in de IB en voor de Vpb geldt dat twee jaar voor het aangiftejaar zonder nieuw feit kan worden nageheven. Voor belastingplichtigen die, behalve in Box 1, ook aangifte moeten doen in Box 2 of Box 3, wordt, gezien de grotere risico’s en hun grotere financiële en intellectuele draagkracht, een naheffingstermijn van vier jaar voor het aangiftejaar in alle drie boxen, indien sprake is van een bepaalde mate van “verwijtbaarheid”, denk hierbij aan “wist of had moeten weten” of “aangifte gedaan door een adviseur”. Voor de hele Vpb en voor Box 4 (winstregime) van de IH geldt bij “verwijtbaarheid” een naheffingstermijn van zes jaren voor het aangiftejaar. Deze termijn sluit aan bij de bewaarplicht en bij de omstandigheid dat de belastingheffing gebaseerd is op de boekhouding die de belastingplichtige zelf moet voeren. Deze belastingplichtigen kennen bovendien oneindig veel grotere aftrekmogelijkheden dan zij die enkel Box 1 hoeven in te vullen. Het kan niet zo zijn dat ieder pleitbaar standpunt en elke fiscale beslissing “zakelijk of privé” na twee jaren niet meer na te heffen valt. Hoe is dat uit te leggen aan de buurman of concurrent die zijn aangifte juist heeft ingevuld? Bij kwade trouw geldt altijd een naheffings-termijn van acht jaren voor het aangiftejaar.

Voldoening op aangifte blijft uiteraard het te bereiken doel: alle aangiften staan vast door betaling of terugontvangen van het door belastingplichtige berekende bedrag. Doel is een nog strakker aangifteprogramma en nog meer mogelijkheden voor zekerheid vooraf, zoals vooroverleg en horizontaal toezicht bij grote bedrijven. Controle volgt alleen nog op grond van een steekproef of signalen van fraude en het bewust ontgaan van belasting. Voldoening op aangifte is transparanter en sluit beter aan bij de huidige praktijk en de maatschappelijke ontwikkelingen. Het kan flinke besparingen opleveren, die dan geïnvesteerd kunnen worden in meer en betere controle achteraf, ten behoeve de rechtsbescherming van het collectief, en in meer zekerheid vooraf voor de individuele belastingplichtigen.

Met trots kan ik melden dat de VHMF afgelopen weken in de gelegenheid is geweest om het bovenstaande te presenteren in het WFR-café van Leo Stevens in Nieuwspoort en te publiceren in het Weekblad voor Fiscaal Recht. Daarnaast heb ik reeds begin dit jaar gevolg gegeven aan de uitnodiging van de Register Belastingadviseurs om ons VOA-voorstel aan een vijfhonderdtal adviseurs uit te leggen. Het voorstel wordt overal met sympathie ontvangen. Maar de VHMF streeft ernaar om het fiscaal debat over VOA en rechtsbescherming zo breed mogelijk te voeren. Gelukkig waren er bij het WFR-café een aantal Kamerleden aanwezig, van Vliet van de PVV en Groot van de PvdA. Zij gaven te kennen dat ze het een interessant voorstel vonden met daarin voldoende aanknopingspunten voor een efficiëntere Belastingdienst en andere kijk op rechtsbescherming. Ze zagen hierin een onderwerp dat partij-politiek overstijgt. Zij hebben toegezegd om op korte termijn over VOA en rechtsbescherming een hoorzitting te organiseren in de Vaste Kamercommissie van Financiën. Ik hoop op een constructief debat met een tastbaar vervolg.

 

Het sociaal flankerend beleid

Vanaf november 2010 vonden er binnen het Sector Overleg Rijk een reeks gesprekken plaats over de cao en over nieuw SFB, een nieuw sociaal flankerend beleid. Aanvankelijk eiste de werkgever koppeling van beide maar dat leidde tot niets. Daarom werd er afgesproken dat er los van de CAO over een nieuw SFB onderhandeld mocht worden. De bonden vonden dit prima want ze hadden ingezet op werk boven salarisverhoging. Ook de VHMF heeft deze solidariteit met potentieel boventallige collega's ondersteund. Echter, op 22 juni 2012 weigert de ministerraad de minister Spies van BZK om akkoord te gaan met het resultaat, omdat het Van-Werk-Naar-Werk-beleid onvoldoende past binnen de economische situatie. In december 2012, na twee jaar onderhandelen, wijst Blok,de nieuwe minister voor de Rijksdienst, het onderhandelingsresultaat af. Moeilijke punten zijn: het schrappen van het reorganisatieontslag, de herplaatsingstermijn van achttien maanden en de gang van zaken bij niet-plaatsbaarheid. De bonden stappen daarop naar de Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst. Deze oordeelt dat er verder onderhandeld moet worden over het resultaat van 12 juni 2012. Verder concludeert de commissie dat het overleg ongelukkig is verlopen, vooral omdat de werkgever zijn onderhandelingsmandaat niet tijdig rond had. Bovendien maant de commissie de werkgever dat zolang rijksbreed sociaal beleid ontbreekt, het overleg daarover moet doorgaan. Onlangs is er eindelijk een nieuw onderhandelaarsakkoord SFB overeengekomen, dat nu Van Werk naar Werk-beleid (VWNW) heet. De VHMF en de CMHF willen instemmen met dit beleid. Het behelst een non-ontslaggarantie voor iedereen die in de periode tot 1 januari 2016 VWNW-kandidaat wordt. De facto is de werkingssfeer hiermee tot medio 2017. Mogelijk wordt de looptijd op zich verlengd als uit de evaluatie blijkt dat het VWNW-beleid werkt. Voor de duur van de afspraken is bepaald dat als selectiecriterium voor overtolligheid niet het LIFO-beginsel geldt, maar afspiegeling volgens de UWV-richtlijnen. Daarnaast zal het begrip “passende functie” ruimer gedefinieerd worden dan de sector Rijk, namelijk de gehele ABP-sector. Hier kom je echter pas aan toe als er al een zoekperiode van een jaar is gepasseerd. Als je VWNW-kandidaat wordt of als remplaçant in de plaats treedt van een aangewezen collega kan je ervoor kiezen je faciliteiten in te wisselen voor een bedrag ineens of een periode van verlof. Het bedrag ineens is voorlopig gefixeerd op maximaal € 75.000, in afwachting van de uitkomsten van de Sociale Agenda. In het departementaal Georganiseerd Overleg kunnen nadere afspraken worden gemaakt over de uitruil. Voor de het departement en voor de Belastingdienst heeft dit beleid op dit moment geen actualiteitswaarde: er is geen sprake van boventalligheid. Er dreigen geen ontslagen; er wordt op grote schaal geworven. Wel wordt er in het GOBd momenteel overlegd over maatregelen specifiek voor de Belastingdienst in verband met de sluiting van veel kantoren. Hans Herings zal hierop straks verder ingaan bij de behandeling van de actualiteiten. Nu partijen weer on speaking terms zijn gaan we binnenkort onze inzet bepalen voor de cao. Een voordeel van de totstandkoming van het VWNW-beleid is namelijk dat dit niet gekoppeld is aan een nullijn voor de cao. Wellicht biedt verdere arbeidsduurverkorting, uiteraard in combinatie met een kanteling van het loongebouw, hierbij een oplossing.

 

De pensioenen

Naast de stijging van de levensverwachting gaat de geplande beperking van het Witteveenkader, mogelijk, een extra aanslag op onze pensioenen vormen. Het kabinet wil geleidelijk de pensioenleeftijd verhogen, maar het wil niet dat we meer pensioen gaan opbouwen. Het kabinet wil de fiscale vrijstelling beperken tot een opbouw van 1,75 procent. En alleen over een salarisbedrag tot honderdduizend euro. Minder aftrek betekent meer belastinginkomsten op de korte termijn. Dat is voor het kabinet natuurlijk aantrekkelijk in verband met de precaire situatie van de overheidsfinanciën. Daarnaast is minder pensioenopbouw goed voor de koopkracht en het geeft mensen de mogelijkheid om individuele maatoplossingen te bedenken om te voorzien in extra inkomen voor de oude dag; denk bijvoorbeeld aan extra aflossingen op de hypotheek. Het kabinet gaat ervan uit dat het geld in belangrijke mate bij de werknemers terechtkomt. Nota bene behalve bij de ambtenaren, want het grootste deel van de premievrijval vloeit bij ambtenaren gewoon terug naar de staatskas, omdat in het regeerakkoord opgenomen is dat deze vrijval niet in de vorm van salaris aan de ambtenaren mag toekomen. Werknemers hoeven minder premie te betalen en gaan er dus in hun inkomen zes miljard op vooruit. Ook de overheid is spekkoper, want die kan over dat hogere bedrag belasting innen. Dat voordeel komt uit op maximaal 2,7 miljard euro. Op de lange termijn moet dat bedrag natuurlijk weer worden ingeleverd, want we krijgen minder pensioen. Mogelijk dat de sociale partners deze plannen nog wat kunnen verzachten. Barbara Leach van de CMHF zal op de pensioenen na de pauze verder ingaan.

 

De Douane

De VHMF heeft ook een flink aantal leden bij de douane. Het bestuur heeft enige weken geleden daarom een gesprek gehad met de Algemeen directeur douane, Willy Rovers. Het gesprek kende een prettige sfeer. Bij de douane loopt de werving iets voor op de blauwe kant. De werving van nieuwe medewerkers is al langer gaande en daarbij zijn voor de dienst wat nieuwe methoden beproefd, zoals trajecten met uitzendkrachten. Het bestuur heeft zijn bezorgdheid uitgesproken over de wijze van vervulling van vacatures door deze mensen. Ook al zijn zij via een bijzondere weg aangenomen en is daar zorgvuldigheid betracht, dan nog moeten de reguliere criteria voor vacaturevervulling worden gehanteerd. Pilots met nieuwe vormen van werving zijn goed, maar mogen niet tot een succes gemaakt worden door bij vacatures alle zij-instromers, geschikt of minder-geschikt, aan te nemen. Bovendien dienen ze gewoon te concurreren met zittende medewerkers die gesolliciteerd hebben. Dit is natuurlijk ook van belang voor de grote wervingscampagne die nu voor nieuwe medewerkers voor de blauwe kant aan de gang is: als je nieuwe mensen aanneemt dient dat volgens de afgesproken regels te geschieden.

Vervolgens heeft het bestuur nog gesproken over integriteit. Ook douanecollega’s kunnen tegen zaken aanlopen waarbij grote bedragen in het spel zijn. De verleiding kan groot zijn, zeker als je zelf in een moeilijke positie verkeert door schulden, echtscheiding of andere persoonlijke problemen. Het salaris is de laatste jaren niet gestegen en de kosten wel zijn toegenomen. Dit schept een bodem van onbehagen. Het bestuur is het met Willy Rovers eens dat vooral aan de voorkant problemen voorkomen moeten worden. Collega’s die in moeilijke situaties terechtkomen moeten zonder angst naar hun baas kunnen stappen. Zij moeten waar mogelijk geholpen worden. Blij verrast was het bestuur met de opmerking dat er gestreefd wordt om met een universiteit een masteropleiding voor Douanerecht te ontwikkelen. Aan het eind van het gesprek gaf Willy Rovers aan dat er bij de Douane geen reorganisaties meer zouden volgen zolang hij directeur was. Van deze toezegging hebben we maar kort mogen genieten: een week geleden werd gepubliceerd dat hij een nieuwe stap in zijn carrière gaat zetten en dat Aly van Berkel als directeur Douane is benoemd.

 

Belastingdienst Blauw

Er wordt gereorganiseerd in de Blauwe Dienst. Het is alweer wat jaren geleden dat Peter Veld en Hans Blokpoel de handschoen opgenomen hebben om in de Belastingdienst Blauw "het huis op orde" te krijgen. In de tussentijd werken onze collega’s gewoon door. Ze krijgen energie van successen in hum werk in Horizontaal Toezicht, in projecten, in het management, in de vaktechniek, bij het "Hollen", in de dienstverlening en in het verticale toezicht. Maar vaak is er een klacht te horen over het tempo van de reorganisaties en over de onzekerheid van het aantal vestigingen, kantoren en werkplekken. Collega’s moeten vaak nadenken over wie nu weer hun leidinggevenden zijn en wie de collega’s in het team zijn en waar ze naar onderweg zijn. Dat is niet de schuld van de bonden, heren. De oorzaken van de overlegstop van de bonden zijn de drastische bezuinigingen en het uitblijven van een redelijke CAO en een adequaat Sociaal Flankerend Beleid. De oorzaak ligt in de politiek met zijn electorale borrelpraatkijk op ambtenaren en hun rechtspositie. De dienstleiding heeft in het kader van de taakstellingen gekozen voor mensen boven stenen en heeft al snel het streven geuit niemand te ontslaan. De VHMF was daar zeer mee ingenomen. Inmiddels worden er zoals gezegd nieuwe medewerkers geworven. Reken u echter niet te snel rijk: het duurt een paar jaar voor dat nieuwe medewerkers een volwaardige belastingdienstmedewerker zijn geworden. Hun begeleiding zal een flinke aanslag op de capaciteit van de zittende medewerkers betekenen. Over de toestand in de Blauwe Dienst horen we binnen de VHMF nogal vaak gelijksoortige adviezen en wensen. Een bloemlezing:

  • Geef snel duidelijkheid over de organisatie van de vaktechniek;
  • Muren tussen segmenten moeten door samenwerken zo laag mogelijk blijven;
  • Kies voor fiscaal gedreven managers, die begrip hebben voor de dilemma's van hun mensen en die kunnen inspireren;
  • Zorg dat deze managers hun personeel meenemen en kunnen meenemen in de toezichtsfilosofie van de Belastingdienst;
  • Houd niet te strak vast aan het aantal locaties waar de Belastingdienst gevestigd mag worden. Voor het personeel van alle kantoren die moeten gaan sluiten, zullen elders werkplekken gevonden moeten worden. Misschien is het een optie om in steden als Nijmegen en Tilburg bij de gemeente of in een Rijkskantoor ruimte te huren dicht bij de klant voor een aantal MKB en Groot O-teams. Het geld moet toch besteed worden en het past in de “tenzij” van “Concentreren tenzij”;
  • De uitbreiding van het personeel in de komende jaren geeft alle aanleiding om de Belastingdienst op meer locaties te vestigen dan oorspronkelijk gepland. De medezeggenschap moet dit eisen;
  • Het Nieuwe Werken en elektronisch contact met collega's en managers zijn geen oplossing voor het ontbreken van voldoende werkplekken waar geconcentreerd en in onderling contact gewerkt kan worden, de baas van Yahoo heeft gelijk;
  • De nieuwe medewerkers en de jonge fiscalisten uit het Kennisdoorgroeimodel moeten op kantoor kunnen werken in verband met hun begeleiding en het wegwijs raken in onze dienst;
  • De komende massale reshuffeling van de Blauwe Dienst gaat zeer veel tijd kosten en daarmee zeer veel capaciteit vragen. Dat gaat zorgen voor veel frustraties. Management let op uw zaak.

 

Tot slot, het wordt hoog tijd om een andere benaming te kiezen voor de tientallen plaatsvervangende directeuren. Deze benamingen dragen niet bij aan duidelijkheid en ook niet aan het aanzien van deze functies. Overigens: als je van binnen of van buiten de Belastingdienst tot een managementfunctie geroepen wordt ben je geen werkgever maar gewoon een professional bij de Belastingdienst of het Ministerie. Je kunt gewoon lid worden van de VHMF, de beroepsvereniging die al sinds 1873 het hart laat kloppen voor een zo goed mogelijk fiscaal klimaat en een zo goed mogelijk werkende Belastingdienst. Zeer veel leden zijn manager, daar zijn we blij mee en daar zijn we trots op. Verder is het mij opgevallen dat collega's die nooit tot belastinginspecteur zijn benoemd - rangen zijn ongeveer vijfentwintig jaar geleden afgeschaft - zich wel als zodanig voorstellen. Dat bracht mij op de gedachte om de benamingen van de rangen zoals controleur, belastinginspecteur, belastingaccountant en belastingontvanger weer in te voeren. De termen “inspecteur” en “ontvanger” in de belastingwetten zijn geen rangen maar instituten en dienen gekoppeld te worden aan de Directeur-generaal, die vervolgens zijn medewerkers mandateert. De oude benamingen zijn duidelijker en maken dat ons beroep weer meer aanzien krijgt. Het is ook voor jonge nieuwe medewerkers veel aangenamer; zij hoeven zich dan bijvoorbeeld niet meer voor te stellen als “Toezichtsmedewerker bij de Belastingdienst, geplaatst in de groepsfunctie I”. Deze oude benamingen hebben hun waarde en kracht bewezen, want ze hebben vijfentwintig jaar afschaffing moeiteloos overleefd. Ook buiten de Belastingdienst worden nog steeds de rangen gebruikt om onze medewerkers aan te duiden. Het zou de Belastingdienst robuuster, meer herkenbaar en, inmiddels, weer moderner maken. Als daarnaast georganiseerd wordt dat jonge fiscalisten elkaar periodiek landelijk rondom een fiscaal thema kunnen ontmoeten, dan heb je een kans dat een flink aantal, mede door de onderlinge verbondenheid, de Belastingdienst voor lange tijd als hun werkgever zal omarmen.

Ik heb gezegd.